Aan het eind van de week zit bij een kleine garage het werk erop, de arbeiders krijgen hun loonzakje. Het is hoogzomer, er kan geleefd worden. De twee hoofdrolspelers ontmoeten elkaar in een al even idyllische omgeving, een prachtig park. Maar het is wel de tuin van een ziekenhuis, waar Per en Annika elkaar tegenkomen. Beiden zijn op ziekenbezoek, respectievelijk bij een opa en een tante. Hier lijken deze oude zieke mensen de eerste zichtbare tekenen van de vastgelopen, wanhopige, teleurgestelde en eenzame wereld der volwassenen. Ondertussen zoeken de prille geliefden voorzichtig toenadering tot elkaar. Hun liefde trekt zich nog niets aan van sociaal prestige en klassengrenzen, maar creëert een eigen universum. Een aandoenlijk, bijna naïef universum, maar wel de enige hoop in deze wereld, want van de volwassenen is weinig te verwachten.